Deze publicatie maakt gebruik van cookies

We gebruiken functionele en analytische cookies om onze website te verbeteren. Daarnaast plaatsen derde partijen tracking cookies om gepersonaliseerde advertenties op social media weer te geven. Door op accepteren te klikken gaat u akkoord met het plaatsen van deze cookies.

Deel deze pagina:

"Ich bön ‘n bietje landelijke politiek-meug"

Toch voelde het anders, daar in dat zaaltje van Nester. Omdat we begonnen bij waarom het belangrijk is dat Reuver leefbaar blijft. Niet bij wát we precies willen doen of hoe duur dat is – maar gewoon: waarom. Waarom het belangrijk is dat je je kinderen hier veilig buiten laat spelen. Waarom het fijn is dat je bij de Plus iemand tegenkomt die nog ouderwets “goejedaag” zegt. Waarom een dorp als Reuver meer is dan een stip op de kaart tussen Roermond en Venlo en wat ons onderscheid van een grote stad. Want laten we eerlijk zijn: we hébben hier veel. Een station, snelwegen, supermarkten – ja, ook een Action én een Wibra (roept Yvette vanuit de keuken). Leuke restaurantjes, de Maas, het bos, de Lommerbergen, Drakenrijk, een zwembad, de EPS, verenigingen die bruisen, en dat kleine beetje 'ons kent ons' dat nog nét niet beklemmend wordt. Dit is de identiteit van “Oppe Ruiver”. De vraag is alleen: hoe houden we dat vast? Hoe voorkomen we dat we alleen maar groeien om het groeien? En hoe zorgen we dat we straks niet ook in Reuver met verzetstenten, rellen, fakkeltochten en soep-aan-de-muur belanden?

En eerlijk? Die boosblindheid zie je overal. Zeker bij de huidige generatie demonstranten. Vroeger ging je de straat op met een spandoek, een fluitje en een duidelijke boodschap. Tegen kernwapens, voor de zorg, weet je wel – dat soort dingen. Tegenwoordig lijkt het alsof demonstreren zélf het doel is geworden. Gewoon omdat je dan weer even de aandacht hebt. Neem nou Extinction Rebellion. Ik weet niet eens meer waarvoor ze zich inzetten, zó breed hebben ze het getrokken. Klimaat, fossiele subsidies, palmolie, CO2, stikstof, vlees, biodiversiteit, boskap, wereldvrede – noem het maar. Je hoeft maar “systeemverandering!” te roepen en je mag jezelf vastlijmen aan een snelweg, soep gooien op een schilderij of de halve stad lamleggen. Serieus, wie denkt dat dit werkt? Misschien moeten ze bij XR eens bij de huidige generatie kinderen langsgaan voor een spoedcursus Boosblind 1.0. Dan zouden ze snappen dat als je iedereen constant zit te irriteren, vroeg of laat niemand nog luistert – en alleen nog maar kwaad wordt. En dan kun je nóg zo moreel gelijk hebben, je boodschap is verloren in secondelijm en (vegan) pompoensoep. En dan heb ik het nog niet eens gehad over stakingen die vooral een selecte groep raken. Leraren, buschauffeurs, zorgpersoneel – ik snap heus dat er frustratie is. Maar als m’n bus niet rijdt, de school dicht is, of mijn afspraak in het ziekenhuis wordt verplaatst, is het vooral míjn dag die ontspoort. Of die van een oudere met een rollator die net naar de fysio moest. Dan word je boos, maar daar mag je dan weer niks van zeggen, want “je moet solidair zijn”. Ja ja. Tot je zelf in de kou staat.

We bespraken van alles die avond. En de oplossing? Ja, die hadden we! Geniaal was ‘ie. Helaas... er was een preuverie van het Veldmenke, het licht bij Nestor viel uit, en de combinatie van een warme sfeer en een koude Maonesjien-whiskey maakte dat geen van ons nog weet wat er precies is afgesproken. Maar als het goed is, duikt het straks ergens op in het verkiezingsprogramma. Hoop ik.

Tot die tijd stel ik voor: minder boosblind, meer samen. En vooral: niet alles vastplakken, maar juist loslaten waar het moet. Zodat Oppe Ruiver ook echt Oppe Ruiver kan blijven.

Nee, geef mij dan maar de lokale politiek. Pasgeleden schoof ik aan bij een bespreking van een lokale partij die mij hadden uitgenodigd om in een samenkomst het over “Oppe Ruiver” te hebben. Ze wilden gewoon weten wat er leeft onder de Ruiverse miense. Geen Haagse drama’s, maar “hoe houden we het hier leefbaar?” Wat een verademing.

Ja, ook wij hebben hier onze uitdagingen. Overlast bij het zwembad – vrijwilligers die zich inzetten en ondertussen uitgescholden worden. Jongeren die daar niet komen voor een frisse duik, maar om de boel op stelten te zetten. Het tekort aan betaalbare huizen. Café's die verdwijnen. Jeugd met messen op een schoolplein of in een parkje.  Fatbikes die harder rijden dan de gemiddelde Porsche. En ondertussen wordt de buurt grijzer en de zorg zwaarder.

Mijn kinderen hebben deze trend helaas ook opgepikt. Als ze hun iPad niet krijgen, gaan ze niet meer zeuren of drammen. Nee hoor, ze staken. Pim, onze pré-pré-puber, weigerde laatst gewoon om naar school te gaan. Hij ging in een defensieve houding staan – armen over elkaar, blik op standje onweer – en riep: “Staking!” Resultaat: ik bezweet op het schoolplein, nét op tijd voor de papa-bel, met een stakende zevenjarige die het complete schoolsysteem plat wil leggen. Sem, onze pré-puber, is net wat geraffineerder. Die gebruikt demonstraties als vrijbrief om overal te komen en alles te mogen zeggen. Volgens hem mag dat ook, want “je demonstreert toch?”.

Laatst moest ik al zuchtend proberen uit te leggen dat demonstreren niet zijn broertje slaan is. Hij zei toen dat Pim boosblind is en dat dit hem het recht geeft om dat fysiek duidelijk te maken. Boosblind… een zelfverzonnen term die eigenlijk in elk woordenboek thuishoort. Zijn betekenis: dat je zó irritant of uitdagend bent naar iemand toe, dat je niet in de gaten hebt dat je de ander boos maakt. Dat je blijft porren, prikken, treiteren – totdat de ander alleen nog maar rood ziet. Dan gaat het niet meer om wát er is gebeurd, maar puur om de opgelopen frustratie. Zoals Sem dan zegt: “Den houw ich 'm op zien pitje.”

Ondertussen merk je het ook gewoon in de samenleving. Iedereen leeft in zijn eigen algoritme. Zijn eigen nieuws, zijn eigen mening, zijn eigen waarheid. En die willen we dan graag met wat extra volume opdringen aan een ander, want dat hoort tegenwoordig bij “vrijheid van meningsuiting”. Grote discussies, ruzies, demonstraties – we maken er een nationale hobby van.

Ich bön ‘n bietje landelijke politiek-meug. Echt. Totáál leeggezogen door het geschreeuw van links, het terugschreeuwen van rechts en het gevoel dat elk onderwerp tegenwoordig gepolitiseerd wordt tot op de sokken. Er worden Tweede Kamerdebatten gevoerd over onderwerpen waar wettelijk gezien toch niks aan veranderd kan worden. En áls er al iets kan gebeuren, dan werkt iedereen elkaar alsnog tegen alsof ze bij verschillende voetbalclubs zitten. Het lijkt onderhand een wedstrijd wie het hardst kan roepen wat hij wil, zonder ooit te hoeven zeggen waarom of hoe.

COLUMN
Door Joep Simons
Boosblind

Toch voelde het anders, daar in dat zaaltje van Nester. Omdat we begonnen bij waarom het belangrijk is dat Reuver leefbaar blijft. Niet bij wát we precies willen doen of hoe duur dat is – maar gewoon: waarom. Waarom het belangrijk is dat je je kinderen hier veilig buiten laat spelen. Waarom het fijn is dat je bij de Plus iemand tegenkomt die nog ouderwets “goejedaag” zegt. Waarom een dorp als Reuver meer is dan een stip op de kaart tussen Roermond en Venlo en wat ons onderscheid van een grote stad. Want laten we eerlijk zijn: we hébben hier veel. Een station, snelwegen, supermarkten – ja, ook een Action én een Wibra (roept Yvette vanuit de keuken). Leuke restaurantjes, de Maas, het bos, de Lommerbergen, Drakenrijk, een zwembad, de EPS, verenigingen die bruisen, en dat kleine beetje 'ons kent ons' dat nog nét niet beklemmend wordt. Dit is de identiteit van “Oppe Ruiver”. De vraag is alleen: hoe houden we dat vast? Hoe voorkomen we dat we alleen maar groeien om het groeien? En hoe zorgen we dat we straks niet ook in Reuver met verzetstenten, rellen, fakkeltochten en soep-aan-de-muur belanden?

Nee, geef mij dan maar de lokale politiek. Pasgeleden schoof ik aan bij een bespreking van een lokale partij die mij hadden uitgenodigd om in een samenkomst het over “Oppe Ruiver” te hebben. Ze wilden gewoon weten wat er leeft onder de Ruiverse miense. Geen Haagse drama’s, maar “hoe houden we het hier leefbaar?” Wat een verademing.

Ja, ook wij hebben hier onze uitdagingen. Overlast bij het zwembad – vrijwilligers die zich inzetten en ondertussen uitgescholden worden. Jongeren die daar niet komen voor een frisse duik, maar om de boel op stelten te zetten. Het tekort aan betaalbare huizen. Café's die verdwijnen. Jeugd met messen op een schoolplein of in een parkje.  Fatbikes die harder rijden dan de gemiddelde Porsche. En ondertussen wordt de buurt grijzer en de zorg zwaarder.

Boosblind

Mijn kinderen hebben deze trend helaas ook opgepikt. Als ze hun iPad niet krijgen, gaan ze niet meer zeuren of drammen. Nee hoor, ze staken. Pim, onze pré-pré-puber, weigerde laatst gewoon om naar school te gaan. Hij ging in een defensieve houding staan – armen over elkaar, blik op standje onweer – en riep: “Staking!” Resultaat: ik bezweet op het schoolplein, nét op tijd voor de papa-bel, met een stakende zevenjarige die het complete schoolsysteem plat wil leggen. Sem, onze pré-puber, is net wat geraffineerder. Die gebruikt demonstraties als vrijbrief om overal te komen en alles te mogen zeggen. Volgens hem mag dat ook, want “je demonstreert toch?”.

Laatst moest ik al zuchtend proberen uit te leggen dat demonstreren niet zijn broertje slaan is. Hij zei toen dat Pim boosblind is en dat dit hem het recht geeft om dat fysiek duidelijk te maken. Boosblind… een zelfverzonnen term die eigenlijk in elk woordenboek thuishoort. Zijn betekenis: dat je zó irritant of uitdagend bent naar iemand toe, dat je niet in de gaten hebt dat je de ander boos maakt. Dat je blijft porren, prikken, treiteren – totdat de ander alleen nog maar rood ziet. Dan gaat het niet meer om wát er is gebeurd, maar puur om de opgelopen frustratie. Zoals Sem dan zegt: “Den houw ich 'm op zien pitje.”

Deel deze pagina:

En eerlijk? Die boosblindheid zie je overal. Zeker bij de huidige generatie demonstranten. Vroeger ging je de straat op met een spandoek, een fluitje en een duidelijke boodschap. Tegen kernwapens, voor de zorg, weet je wel – dat soort dingen. Tegenwoordig lijkt het alsof demonstreren zélf het doel is geworden. Gewoon omdat je dan weer even de aandacht hebt. Neem nou Extinction Rebellion. Ik weet niet eens meer waarvoor ze zich inzetten, zó breed hebben ze het getrokken. Klimaat, fossiele subsidies, palmolie, CO2, stikstof, vlees, biodiversiteit, boskap, wereldvrede – noem het maar. Je hoeft maar “systeemverandering!” te roepen en je mag jezelf vastlijmen aan een snelweg, soep gooien op een schilderij of de halve stad lamleggen. Serieus, wie denkt dat dit werkt? Misschien moeten ze bij XR eens bij de huidige generatie kinderen langsgaan voor een spoedcursus Boosblind 1.0. Dan zouden ze snappen dat als je iedereen constant zit te irriteren, vroeg of laat niemand nog luistert – en alleen nog maar kwaad wordt. En dan kun je nóg zo moreel gelijk hebben, je boodschap is verloren in secondelijm en (vegan) pompoensoep. En dan heb ik het nog niet eens gehad over stakingen die vooral een selecte groep raken. Leraren, buschauffeurs, zorgpersoneel – ik snap heus dat er frustratie is. Maar als m’n bus niet rijdt, de school dicht is, of mijn afspraak in het ziekenhuis wordt verplaatst, is het vooral míjn dag die ontspoort. Of die van een oudere met een rollator die net naar de fysio moest. Dan word je boos, maar daar mag je dan weer niks van zeggen, want “je moet solidair zijn”. Ja ja. Tot je zelf in de kou staat.

"Ich bön ‘n bietje landelijke politiek-meug"

Ondertussen merk je het ook gewoon in de samenleving. Iedereen leeft in zijn eigen algoritme. Zijn eigen nieuws, zijn eigen mening, zijn eigen waarheid. En die willen we dan graag met wat extra volume opdringen aan een ander, want dat hoort tegenwoordig bij “vrijheid van meningsuiting”. Grote discussies, ruzies, demonstraties – we maken er een nationale hobby van.

Ich bön ‘n bietje landelijke politiek-meug. Echt. Totáál leeggezogen door het geschreeuw van links, het terugschreeuwen van rechts en het gevoel dat elk onderwerp tegenwoordig gepolitiseerd wordt tot op de sokken. Er worden Tweede Kamerdebatten gevoerd over onderwerpen waar wettelijk gezien toch niks aan veranderd kan worden. En áls er al iets kan gebeuren, dan werkt iedereen elkaar alsnog tegen alsof ze bij verschillende voetbalclubs zitten. Het lijkt onderhand een wedstrijd wie het hardst kan roepen wat hij wil, zonder ooit te hoeven zeggen waarom of hoe.

Door Joep Simons
COLUMN

We bespraken van alles die avond. En de oplossing? Ja, die hadden we! Geniaal was ‘ie. Helaas... er was een preuverie van het Veldmenke, het licht bij Nestor viel uit, en de combinatie van een warme sfeer en een koude Maonesjien-whiskey maakte dat geen van ons nog weet wat er precies is afgesproken. Maar als het goed is, duikt het straks ergens op in het verkiezingsprogramma. Hoop ik.

Tot die tijd stel ik voor: minder boosblind, meer samen. En vooral: niet alles vastplakken, maar juist loslaten waar het moet. Zodat Oppe Ruiver ook echt Oppe Ruiver kan blijven.