



Deel deze pagina:

Nu weet ik heus wel dat er voordelen zijn van strijken en eens in de zoveel maanden staat hij bij ons op zolder ook aan, die strijkbout. Liever nog koop ik daarentegen kleding die ik nooit zal hóeven te strijken. Moderne stoffen zijn vaak namelijk al zo gemaakt dat kleding niet meer zo snel kreukt en onze kledingstijl is ook veranderd ten opzichte van vroeger.
Aan strijken heb ik dus geen hekel, maar ik vind het gewoonweg niet nuttig. Wassen moet, want anders blijven die vieze geurtjes en vreemde plekken zitten in je mooie broek. Drogen is ook noodzakelijk, want natte kleding zit niet lekker – en gaat ook weer stinken. Als je niet opvouwt wordt het een zooitje in je kast en als je het niet opbergt wordt het een zooitje in je hele huis. Maar strijken? Nog nooit iemand heeft aan mij overtuigend beargumenteerd waarom dat nodig is.
Als je stopt met strijken, houd je veel tijd over om andere dingen te doen. Zo ga ik graag op zaterdagochtend een rondje rennen of wandelen of breng ik tijd door met familie of mijn gezinnetje. Daarnaast bespaar je stroom en dat is weer goed voor het milieu.
Als middelbareschooldocent ben ik gezegend met een standaard weekje vakantie om bij te komen van de vastelaovend, inclusief grapjes en sneren over de hoeveelheid vakantie die ik heb. Het is een heerlijk weekje om bij te komen, wat dingetjes te doen in huis en een dagje eruit te gaan. Als ik dan eindelijk heb bedacht wat ik die aswoensdag aan wil doen, bedenk ik nog eens rustig waar ik die dag verder mijn tijd aan wil besteden. Wat dat ook mag zijn: de strijkbout en het laagje stof dat zich inmiddels erop heeft verzameld komen niet van hun plek.
Als iedereen gewoon stopt met strijken, krijg je ook nooit meer opmerkingen naar je hoofd geslingerd als ‘Leuke blouse! Maar die had je wel even mogen strijken.’ Misschien maak ik de conservatieve huismoeder woedend door dit te schrijven, maar strijken is uiteindelijk ook maar een traditie en dat feit alleen is niet genoeg om de traditie in stand te houden.
Mijn aversie begon als een teken van luiheid, dat geef ik eerlijk toe. Maar inmiddels is het ook een van mijn talloze principekwesties. Tot frustratie van mijn schoonmoeder, die ontelbaar vaak heeft aangeboden dan voor mij te strijken: enerzijds een goedbedoeld aanbod, anderzijds een stille hint.
Als pap en mam dan één keer per jaar voor een paar weken op vakantie vertrokken en wij niet meer mee hoefden (mijn broertje) of mochten (ik), was de was onze eigen taak. Na tien dagen uitstel sorteerden we vol goede moed de was – de kaders daarvan zijn mij nog steeds af en toe onduidelijk – en gooide ik de lade vol met te veel wasmiddel en nog meer wasverzachter. Wasjes in de droger stoppen of op de waslijn hangen en jáwel: strijken. Trots stuurde ik mam een foto dat ik mijn eigen was kan doen. Trots reageerde zij: “Goed zo, sjat!”
Een reden dat ik toen al niet hield van strijken, was dat ik het moeilijk vind. Een kledingstuk past maar zelden op de strijkplank en ik veeg er eerder meer kreuken in dan dat ik ze eruit haal. Hoewel ik wel echt geloof dat oefening kunst baart, of in ieder geval matige vaardigheid, houdt mij tegen dat ik strijken gewoonweg een nutteloze bezigheid vind.
Ieder jaar heb ik na de vastelaovend weer hetzelfde probleem: al mijn kleren vind ik saai en ik heb geen idee naar welke afspeellijst op Spotify ik kan luisteren. Verkerend in deze bestaanscrisis weet ik een ding wel: in minstens een van de kledingstukken die ik besluit aan te trekken zitten wat lichte golfjes van kreukels.
Vol nostalgie denk ik terug aan de zaterdagochtenden toen ik nog thuis bij pap en mam woonde. Samen keken we tv: Friends, The bold of true crime. Ik lag op de bank – niets te doen, mijn vader lag eveneens op de bank niets te doen en mijn moeder stond achter de strijkplank – driftig te strijken. Mijn moeder kan razendsnel én goed strijken. Beddengoed, blousjes en zelfs de strings gaan onder de strijkbout door. Binnen een uurtje steken er stapels strakke was boven de wasmanden uit.
Aswoensdag. Vertwijfeld en met een tekort aan slaap sta ik voor de spiegel. Welke trui vond ik eigenlijk mooi voordat ik me vrijdagavond klaarmaakte voor het veteranenbal? Wat droeg ik op die dagen dat het niet normaal was om voor 12 uur (alcoholvrij) bier te drinken? Is een outfit wel een outfit zonder een pruik van Shein? Ik wrijf wat door mijn vettig haar met gekleurde plukken bij mijn slapen, draai het in een knot en ga zitten mokken op de bank. Mijn hoofd doet pijn van de strakke pruiken en de korte nachten.

Als iedereen gewoon stopt met strijken, krijg je ook nooit meer opmerkingen naar je hoofd geslingerd als ‘Leuke blouse! Maar die had je wel even mogen strijken.’ Misschien maak ik de conservatieve huismoeder woedend door dit te schrijven, maar strijken is uiteindelijk ook maar een traditie en dat feit alleen is niet genoeg om de traditie in stand te houden.
Mijn aversie begon als een teken van luiheid, dat geef ik eerlijk toe. Maar inmiddels is het ook een van mijn talloze principekwesties. Tot frustratie van mijn schoonmoeder, die ontelbaar vaak heeft aangeboden dan voor mij te strijken: enerzijds een goedbedoeld aanbod, anderzijds een stille hint.
Als pap en mam dan één keer per jaar voor een paar weken op vakantie vertrokken en wij niet meer mee hoefden (mijn broertje) of mochten (ik), was de was onze eigen taak. Na tien dagen uitstel sorteerden we vol goede moed de was – de kaders daarvan zijn mij nog steeds af en toe onduidelijk – en gooide ik de lade vol met te veel wasmiddel en nog meer wasverzachter. Wasjes in de droger stoppen of op de waslijn hangen en jáwel: strijken. Trots stuurde ik mam een foto dat ik mijn eigen was kan doen. Trots reageerde zij: “Goed zo, sjat!”
Een reden dat ik toen al niet hield van strijken, was dat ik het moeilijk vind. Een kledingstuk past maar zelden op de strijkplank en ik veeg er eerder meer kreuken in dan dat ik ze eruit haal. Hoewel ik wel echt geloof dat oefening kunst baart, of in ieder geval matige vaardigheid, houdt mij tegen dat ik strijken gewoonweg een nutteloze bezigheid vind.




Deel deze pagina:
Als middelbareschooldocent ben ik gezegend met een standaard weekje vakantie om bij te komen van de vastelaovend, inclusief grapjes en sneren over de hoeveelheid vakantie die ik heb. Het is een heerlijk weekje om bij te komen, wat dingetjes te doen in huis en een dagje eruit te gaan. Als ik dan eindelijk heb bedacht wat ik die aswoensdag aan wil doen, bedenk ik nog eens rustig waar ik die dag verder mijn tijd aan wil besteden. Wat dat ook mag zijn: de strijkbout en het laagje stof dat zich inmiddels erop heeft verzameld komen niet van hun plek.

Nu weet ik heus wel dat er voordelen zijn van strijken en eens in de zoveel maanden staat hij bij ons op zolder ook aan, die strijkbout. Liever nog koop ik daarentegen kleding die ik nooit zal hóeven te strijken. Moderne stoffen zijn vaak namelijk al zo gemaakt dat kleding niet meer zo snel kreukt en onze kledingstijl is ook veranderd ten opzichte van vroeger.
Aan strijken heb ik dus geen hekel, maar ik vind het gewoonweg niet nuttig. Wassen moet, want anders blijven die vieze geurtjes en vreemde plekken zitten in je mooie broek. Drogen is ook noodzakelijk, want natte kleding zit niet lekker – en gaat ook weer stinken. Als je niet opvouwt wordt het een zooitje in je kast en als je het niet opbergt wordt het een zooitje in je hele huis. Maar strijken? Nog nooit iemand heeft aan mij overtuigend beargumenteerd waarom dat nodig is.
Als je stopt met strijken, houd je veel tijd over om andere dingen te doen. Zo ga ik graag op zaterdagochtend een rondje rennen of wandelen of breng ik tijd door met familie of mijn gezinnetje. Daarnaast bespaar je stroom en dat is weer goed voor het milieu.
Ieder jaar heb ik na de vastelaovend weer hetzelfde probleem: al mijn kleren vind ik saai en ik heb geen idee naar welke afspeellijst op Spotify ik kan luisteren. Verkerend in deze bestaanscrisis weet ik een ding wel: in minstens een van de kledingstukken die ik besluit aan te trekken zitten wat lichte golfjes van kreukels.
Vol nostalgie denk ik terug aan de zaterdagochtenden toen ik nog thuis bij pap en mam woonde. Samen keken we tv: Friends, The bold of true crime. Ik lag op de bank – niets te doen, mijn vader lag eveneens op de bank niets te doen en mijn moeder stond achter de strijkplank – driftig te strijken. Mijn moeder kan razendsnel én goed strijken. Beddengoed, blousjes en zelfs de strings gaan onder de strijkbout door. Binnen een uurtje steken er stapels strakke was boven de wasmanden uit.
Aswoensdag. Vertwijfeld en met een tekort aan slaap sta ik voor de spiegel. Welke trui vond ik eigenlijk mooi voordat ik me vrijdagavond klaarmaakte voor het veteranenbal? Wat droeg ik op die dagen dat het niet normaal was om voor 12 uur (alcoholvrij) bier te drinken? Is een outfit wel een outfit zonder een pruik van Shein? Ik wrijf wat door mijn vettig haar met gekleurde plukken bij mijn slapen, draai het in een knot en ga zitten mokken op de bank. Mijn hoofd doet pijn van de strakke pruiken en de korte nachten.
