Deze publicatie maakt gebruik van cookies

We gebruiken functionele en analytische cookies om onze website te verbeteren. Daarnaast plaatsen derde partijen tracking cookies om gepersonaliseerde advertenties op social media weer te geven. Door op accepteren te klikken gaat u akkoord met het plaatsen van deze cookies.

Het Sint Maartensfeest is ontstaan rond de legende van Sint Maarten en het wordt gevierd op 11 november. Oorspronkelijk is het een katholieke feestdag ter ere van de heilige Martinus van Tours

(316-397). Zijn vader was militair in het Romeinse leger en hij gaf zijn zoon de naam Martinus, die afgeleid is van de Romeinse oorlogsgod Mars. Martinus moest in dienst bij het Romeinse leger. Hij was gelegeerd in Gallië, waar het tegenwoordige Frankrijk bij hoorde. Toen hij op zekere dag bij de stadspoort van Amiens in Noord-Frankrijk aankwam, zag hij daar een bedelaar. Hij had medelijden met de arme man en hij sneed zijn grote mantel in tweeën en schonk een helft aan de bedelaar.

’s Nachts kreeg hij een visioen waarin Christus verscheen en hem bedankte voor zijn goede daad. Martinus bekeerde zich tot het christendom en verliet uiteindelijk het leger. Hij werd kluizenaar, monnik en stichtte een klooster, later werd hij bisschop van Tours. Hij bleef bescheiden leven als een monnik, het volk vereerde hem. Na zijn dood werd hij begraven in de basiliek van Tours. De verering van de heilige Martinus verspreidde zich over diverse landen in West-Europa. In Limburg dragen ruim 20 parochiekerken de naam van Sint Martinus. In onze gemeente is het Sint Maartensfeest een heel oude traditie, die nog steeds gekoesterd wordt.

SINT MAARTENFEEST

De Reuverse dialectschrijver Jos Bergmans (1888-1952) schetste een beeld van de wijze waarop hij als jonge schoolknaap vóór 1900 in Reuver het feest beleefde.

‘Weken voor het feest gingen we na school met grote bolderkarren de bossen in en hakten met kapmessen naar hartenlust takken van de bomen en struiken. We trokken de volgeladen bolderkarren naar de wei waar we de troshoop opbouwden. De hoop groeide met de dag, maar dat vonden we nog niet genoeg. De laatste week voor Sint Maarten (Sintermerte) trokken we langs de huizen om te bedelen voor ons Sint Maartensvuur. Bij iedere huisdeur zongen we:

Op Sint Maartensdag was het dan zover. ’s Middags trok een groep jongens met een groot stuk turf naar de dorpssmid die er dan een ijzerdraad met een lang uiteinde omheen wikkelde. Thuis werd er een flinke scheut petroleum overheen gegooid. Een andere groep holde een biet uit en sneed stukken uit de zijkant zodat de biet op een gezicht leek. In de holle biet plaatste iedereen een kaars. Tegen het vallen van de duisternis trok dit groepje rond in het dorp. Als het helemaal donker was verzamelde jong en oud zich rond de troshoop.

Dan kon het feest beginnen. De troshoop ging in de fik, de turven werden aangestookt en als een fakkel rondgeslingerd. Alle kinderen dansten en joelden rond de brandende troshoop. Het was een sport om iemand met een zwartgemaakte hand door het gezicht te wrijven, dolle pret!

Als de troshoop hier en daar in elkaar zakte werd er met een lange stok in gepord en een knetterende vonkenregen ging onder luid gejoel de lucht in. Langzaam doofde de troshoop uit tot een smeulende laag en trok iedereen voldaan huiswaarts. Daar werden we getrakteerd op een boekweitkoek en heerlijke pap.


Hie wónt eine giereman

Dae nieks gaeve kan,

Gaef nieks, haad ‘t

Taegen ’t jaor alweer nieks!


Rao, rao Sint Merte

Paerde höbbe sjterte,

Hie wónt eine riekeman

Dae väöl gaeve kan,

Gaef get, haad get

Taegen ’t jaor alweer get,

Sintermertes veugelke

Mèt det roeëd keugelke,

Mèt det blauw sjtertje

Hoepsa Sintermerte!

‘Op de ene plaats kregen we Voor het geld kochten we wat extra takkenbossen, maar een flink deel van het geld werd onder elkaar verdeeld. De aanvoerders pikten de waardevollere munten in en verdeelden die onder de grotere jongens, de kleintjes werden afgescheept met een cent. De grote jongens kochten er een pijpje, fijne tabak of sigaren voor, de kleine jongens gaven hun cent uit aan snoepgoed.

‘Op de ene plaats kregen we takkenbossen (sjanse) op een andere een paar bossen stro, regelmatig kregen we geld. We kregen wel eens niets, maar niet gauw. Voor die personen zongen we namelijk een speciaal couplet van ons liedje en natuurlijk extra hard:

Tekstbron: Paul Bloemen

Fotobron: Frank Stevens + Digivaria

In de jaren '50 en '60 speelden katholieke jeugdorganisaties zoals het 'Jongensgilde' en 'Jong Nederland', waarvan Sint Maarten de patroonheilige was, een actieve rol bij het Sint Maartensfeest. Zij organiseerden in steden en dorpen grootse optochten, waarvan steevast de opvoering van de scène van de manteldeling door Sint Maarten te paard een onderdeel vormde. De optochten werden besloten met een Sint Maartensvuur. Deze vieringen dienden ertoe de katholieke identiteit van de deelnemende jongeren, en van het publiek, te demonstreren en te versterken. Aan het eind van de jaren '60, als de ontzuiling doorzet, neemt de specifieke betrokkenheid van katholieke verenigingen bij het Sint Maartensfeest geleidelijk af. De lampionnenoptocht, de troshoop en Sint Martinus te paard zijn nog steeds markante onderdelen van de Sint Maartensviering . De lampionnen passen in de reeks van lichtfeesten van eind oktober (Halloween) tot begin februari (Maria Lichtmis).

Vuur brengt letterlijk licht in donkere dagen en figuurlijk in sombere tijden.

De troshoop symboliseert het verbranden van houten afgodsbeelden door Sint Martinus. Hieraan herinnert nog de stropop die in diverse plaatsen bovenaan een lange stok in de troshoop wordt geplaatst.

PUIK VERHAAL

Klik hier om je gratis in te schrijven voor Puik | Deel deze pagina:

Tekstbron: Paul Bloemen

Fotobron: Frank Stevens + Digivaria


Hie wónt eine giereman

Dae nieks gaeve kan,

Gaef nieks, haad ‘t

Taegen ’t jaor alweer nieks!


Rao, rao Sint Merte

Paerde höbbe sjterte,

Hie wónt eine riekeman

Dae väöl gaeve kan,

Gaef get, haad get

Taegen ’t jaor alweer get,

Sintermertes veugelke

Mèt det roeëd keugelke,

Mèt det blauw sjtertje

Hoepsa Sintermerte!

‘Op de ene plaats kregen we Voor het geld kochten we wat extra takkenbossen, maar een flink deel van het geld werd onder elkaar verdeeld. De aanvoerders pikten de waardevollere munten in en verdeelden die onder de grotere jongens, de kleintjes werden afgescheept met een cent. De grote jongens kochten er een pijpje, fijne tabak of sigaren voor, de kleine jongens gaven hun cent uit aan snoepgoed.

‘Op de ene plaats kregen we takkenbossen (sjanse) op een andere een paar bossen stro, regelmatig kregen we geld. We kregen wel eens niets, maar niet gauw. Voor die personen zongen we namelijk een speciaal couplet van ons liedje en natuurlijk extra hard:

Op Sint Maartensdag was het dan zover. ’s Middags trok een groep jongens met een groot stuk turf naar de dorpssmid die er dan een ijzerdraad met een lang uiteinde omheen wikkelde. Thuis werd er een flinke scheut petroleum overheen gegooid. Een andere groep holde een biet uit en sneed stukken uit de zijkant zodat de biet op een gezicht leek. In de holle biet plaatste iedereen een kaars. Tegen het vallen van de duisternis trok dit groepje rond in het dorp. Als het helemaal donker was verzamelde jong en oud zich rond de troshoop.

Dan kon het feest beginnen. De troshoop ging in de fik, de turven werden aangestookt en als een fakkel rondgeslingerd. Alle kinderen dansten en joelden rond de brandende troshoop. Het was een sport om iemand met een zwartgemaakte hand door het gezicht te wrijven, dolle pret!

Als de troshoop hier en daar in elkaar zakte werd er met een lange stok in gepord en een knetterende vonkenregen ging onder luid gejoel de lucht in. Langzaam doofde de troshoop uit tot een smeulende laag en trok iedereen voldaan huiswaarts. Daar werden we getrakteerd op een boekweitkoek en heerlijke pap.

In de jaren '50 en '60 speelden katholieke jeugdorganisaties zoals het 'Jongensgilde' en 'Jong Nederland', waarvan Sint Maarten de patroonheilige was, een actieve rol bij het Sint Maartensfeest. Zij organiseerden in steden en dorpen grootse optochten, waarvan steevast de opvoering van de scène van de manteldeling door Sint Maarten te paard een onderdeel vormde. De optochten werden besloten met een Sint Maartensvuur. Deze vieringen dienden ertoe de katholieke identiteit van de deelnemende jongeren, en van het publiek, te demonstreren en te versterken. Aan het eind van de jaren '60, als de ontzuiling doorzet, neemt de specifieke betrokkenheid van katholieke verenigingen bij het Sint Maartensfeest geleidelijk af. De lampionnenoptocht, de troshoop en Sint Martinus te paard zijn nog steeds markante onderdelen van de Sint Maartensviering . De lampionnen passen in de reeks van lichtfeesten van eind oktober (Halloween) tot begin februari (Maria Lichtmis).

Vuur brengt letterlijk licht in donkere dagen en figuurlijk in sombere tijden.

De troshoop symboliseert het verbranden van houten afgodsbeelden door Sint Martinus. Hieraan herinnert nog de stropop die in diverse plaatsen bovenaan een lange stok in de troshoop wordt geplaatst.

De Reuverse dialectschrijver Jos Bergmans (1888-1952) schetste een beeld van de wijze waarop hij als jonge schoolknaap vóór 1900 in Reuver het feest beleefde.

‘Weken voor het feest gingen we na school met grote bolderkarren de bossen in en hakten met kapmessen naar hartenlust takken van de bomen en struiken. We trokken de volgeladen bolderkarren naar de wei waar we de troshoop opbouwden. De hoop groeide met de dag, maar dat vonden we nog niet genoeg. De laatste week voor Sint Maarten (Sintermerte) trokken we langs de huizen om te bedelen voor ons Sint Maartensvuur. Bij iedere huisdeur zongen we:

Het Sint Maartensfeest is ontstaan rond de legende van Sint Maarten en het wordt gevierd op 11 november. Oorspronkelijk is het een katholieke feestdag ter ere van de heilige Martinus van Tours

(316-397). Zijn vader was militair in het Romeinse leger en hij gaf zijn zoon de naam Martinus, die afgeleid is van de Romeinse oorlogsgod Mars. Martinus moest in dienst bij het Romeinse leger. Hij was gelegeerd in Gallië, waar het tegenwoordige Frankrijk bij hoorde. Toen hij op zekere dag bij de stadspoort van Amiens in Noord-Frankrijk aankwam, zag hij daar een bedelaar. Hij had medelijden met de arme man en hij sneed zijn grote mantel in tweeën en schonk een helft aan de bedelaar.

’s Nachts kreeg hij een visioen waarin Christus verscheen en hem bedankte voor zijn goede daad. Martinus bekeerde zich tot het christendom en verliet uiteindelijk het leger. Hij werd kluizenaar, monnik en stichtte een klooster, later werd hij bisschop van Tours. Hij bleef bescheiden leven als een monnik, het volk vereerde hem. Na zijn dood werd hij begraven in de basiliek van Tours. De verering van de heilige Martinus verspreidde zich over diverse landen in West-Europa. In Limburg dragen ruim 20 parochiekerken de naam van Sint Martinus. In onze gemeente is het Sint Maartensfeest een heel oude traditie, die nog steeds gekoesterd wordt.

SINT MAARTENFEEST

Klik hier om je gratis in te schrijven voor Puik | Deel deze pagina:

PUIK VERHAAL