Deel deze pagina:
Grappig hoe snel de polarisatie van het grote-mensen-nieuws doorsijpelt in de kleinste kleedkamers. Hoe snel kinderen leren dat anders zijn gevaarlijk terrein is en hoe vaak wij volwassenen daar het voorbeeld in geven. We praten over tolerantie, inclusie en respect, maar verliezen onze neutraliteit zodra er een clublogo in het spel komt.
En daar staat onze Ronaldo, een wandelend vredesverdrag in polyester, die vrolijk roept: “Vandaag bön ich Feyenoord én VVV!”. De kinderen op het trapveldje kijken hem aan alsof hij net heeft gezegd dat hij pindakaas op zijn pizza doet. Misschien zou de wereld er beter uitzien als we allemaal een beetje meer zoals hem waren. Niet vastgeroest in principes of kampen, maar gewoon blij dat we mogen meespelen (in kekke kleurencombinaties).
En tot die tijd? Maak ik alvast een extra plekje vrij in de kast. Voor zijn volgende shirt. Van welke club het wordt? Geen idee. Maar één ding is zeker: het staat hem sowieso beter dan het ego van deze Cruijffs in ’t zoer.
Maar dat blijkt niet te kunnen. “Bah, PSV! Trek dat uit!” riep laatst een vader. Kinderen deden vrolijk mee. “Dat shirt? Nee joh, daar kun je niet mee voetballen, ga je maar omkleden.” Ik dacht eerst dat ze een grap maakten. Dat bleek een vergissing van mijn kant. De voetbalhumor had zich ergens tussen 010 en 020 verslikt in de rivaliteit.
Dus nu heb ik een nieuwe regel ingevoerd: wie commentaar heeft op het shirt van mijn zoon, koopt er eentje voor hem van zijn eigen favoriete club. Plots werd het akelig stil langs de lijn.
Onze zoon, een vrolijk mannetje met meer enthousiasme dan balgevoel, heeft een indrukwekkende collectie voetbaltenues. PSV, Feyenoord, VVV, Vitesse, “Ronaldo” (ja ja, Al-Nassr) en zelfs Paris Saint-Germain. Hij kiest zijn tenue niet op basis van clubtrouw of eredivisietabel, maar puur op wat schoon uit de kast komt, of op welke kleur die dag bij zijn humeur past. Soms is hij rood-wit, soms geel-zwart, en als hij zich très chic voelt: Paris.
Er is iets geks gaande op het sportveld van onze zevenjarige zoon. Waar ik dacht dat kinderen daar leerden samenwerken, luisteren en vooral: plezier maken, blijkt dat er een geheime dresscode geldt. Een modepolitie, met fluitjes en scheenbeschermers, die streng toezicht houdt op het allerbelangrijkste: het logo op je borst.
Pubben
En tot die tijd? Maak ik alvast een extra plekje vrij in de kast. Voor zijn volgende shirt. Van welke club het wordt? Geen idee. Maar één ding is zeker: het staat hem sowieso beter dan het ego van deze Cruijffs in ’t zoer.
Maar dat blijkt niet te kunnen. “Bah, PSV! Trek dat uit!” riep laatst een vader. Kinderen deden vrolijk mee. “Dat shirt? Nee joh, daar kun je niet mee voetballen, ga je maar omkleden.” Ik dacht eerst dat ze een grap maakten. Dat bleek een vergissing van mijn kant. De voetbalhumor had zich ergens tussen 010 en 020 verslikt in de rivaliteit.
Dus nu heb ik een nieuwe regel ingevoerd: wie commentaar heeft op het shirt van mijn zoon, koopt er eentje voor hem van zijn eigen favoriete club. Plots werd het akelig stil langs de lijn.
Deel deze pagina:
Grappig hoe snel de polarisatie van het grote-mensen-nieuws doorsijpelt in de kleinste kleedkamers. Hoe snel kinderen leren dat anders zijn gevaarlijk terrein is en hoe vaak wij volwassenen daar het voorbeeld in geven. We praten over tolerantie, inclusie en respect, maar verliezen onze neutraliteit zodra er een clublogo in het spel komt.
En daar staat onze Ronaldo, een wandelend vredesverdrag in polyester, die vrolijk roept: “Vandaag bön ich Feyenoord én VVV!”. De kinderen op het trapveldje kijken hem aan alsof hij net heeft gezegd dat hij pindakaas op zijn pizza doet. Misschien zou de wereld er beter uitzien als we allemaal een beetje meer zoals hem waren. Niet vastgeroest in principes of kampen, maar gewoon blij dat we mogen meespelen (in kekke kleurencombinaties).
Onze zoon, een vrolijk mannetje met meer enthousiasme dan balgevoel, heeft een indrukwekkende collectie voetbaltenues. PSV, Feyenoord, VVV, Vitesse, “Ronaldo” (ja ja, Al-Nassr) en zelfs Paris Saint-Germain. Hij kiest zijn tenue niet op basis van clubtrouw of eredivisietabel, maar puur op wat schoon uit de kast komt, of op welke kleur die dag bij zijn humeur past. Soms is hij rood-wit, soms geel-zwart, en als hij zich très chic voelt: Paris.
Er is iets geks gaande op het sportveld van onze zevenjarige zoon. Waar ik dacht dat kinderen daar leerden samenwerken, luisteren en vooral: plezier maken, blijkt dat er een geheime dresscode geldt. Een modepolitie, met fluitjes en scheenbeschermers, die streng toezicht houdt op het allerbelangrijkste: het logo op je borst.
Pubben